Bacteriële neonatale diarree belang van vaccinatie en biestopname
Diarree wordt wereldwijd gezien als het meest ernstige probleem bij jonge biggen. Het zorgt niet alleen voor een verhoogd uitvalpercentage in het kraamhok maar leidt ook tot verminderde groeiprestaties en meer antibioticabehandelingen.
Bij het ontstaan van neonatale diarree kunnen de bacteriële ziekteverwekkers E. coli, Clostridium perfringens en Clostridioides difficile een rol spelen. De ernst van infecties en de klinische verschijnselen worden onder andere bepaald door de infectiedruk vanuit de omgeving. Hygiënemaatregelen behoren daarom zeker tot de totaalaanpak voor de preventie van kraamstaldiarree. Een andere belangrijke factor die bepaalt hoe ernstig een infectie verloopt, zijn de specifieke antilichamen die de biggen opnemen uit biest en melk van de zeug.
Vaccinatie en maternale immuniteit
Het vaccineren van gelten en zeugen is een belangrijke preventieve maatregel om via biest en melk extra maternale immuniteit aan biggen door te geven. Specifieke aandacht voor de gelten, zowel bij het opstellen en uitvoeren van de vaccinatiestrategie, als in de kraamstal, is essentieel om ook de biggen van gelten een goede start te geven. Over het algemeen komt neonatale diarree namelijk vaker voor bij tomen van gelten dan bij tomen van oudereworps zeugen. Dat komt doordat gelten minder afweer hebben opgebouwd en dus ook minder maternale immuniteit via de biest kunnen meegeven aan de biggen. Uiteraard geldt zowel voor de vaccinatie van gelten als van oudereworps zeugen, dat de vaccinatie correct uitgevoerd moet worden, denk daarbij aan de juiste naaldlengte, naalddikte en hoek van injectie.
Er zijn verschillende zeugenvaccins beschikbaar die bescherming kunnen bieden tegen kraamstaldiarree. De meeste vaccins bieden bescherming tegen E. coli en C. perfringens type A en C infecties. SUISENG® Coli/C is het enige vaccin dat, naast bescherming tegen verschillende aanhechtingsfactoren en toxines van E. coli en C. perfringens type C, ook bescherming biedt tegen C. novyi, een van de oorzaken van acute zeugensterfte. Daarnaast lanceerde HIPRA eind februari het eerste en enige zeugenvaccin tegen neonatale diarree bij biggen veroorzaakt door C. difficile en C. perfringens type A: SUISENG® Diff/A. Voor productinformatie klik hier.
Optimalisatie van biestopname
Niet alleen de vaccinkeuze en juiste toepassing van het vaccin, maar ook het optimaliseren van de biestopname is een essentieel aandachtspunt om te zorgen dat de biggen deze maternale immuniteit daadwerkelijk opnemen.
Het optimaliseren van de biestvoorziening hangt af van de gezondheids- en vaccinatiestatus van de zeug, en het kraamstal- en biestmanagement. Een vlot geboorteproces, waarbij vitale biggen worden geboren die binnen 24-36 uur zoveel mogelijk biest opnemen bij de eigen zeug is dé ideale situatie. Er zijn tal van risicofactoren, adviezen en tips om hiermee aan de slag te gaan beschreven, maar om inzicht in uw bedrijfsspecifieke situatie te krijgen is diagnostiek essentieel.
Met behulp van diagnostiek kunt u inzicht krijgen in de biestopname van uw biggen. Er zijn verschillende methodes om maternale immuniteit meetbaar te maken, allen gebaseerd op het feit dat biest een afspiegeling is van de antistoffen van de zeug en dat er een hoge correlatie is tussen antistoffen van de zeug en de big van die zeug.
HIPRA Biestcheck
De HIPRA BiestCheck is gebaseerd op een vergelijking van de hoeveelheid vlekziekte antilichamen (“titer”) van biggen ten opzichte van de zeug. Een big die voldoende biest heeft opgenomen, bereikt naar verwachting een titerhoogte die hoger of gelijk is aan 90% van de titerhoogte van de zeug. Aan de hand van de resultaten van de biestcheck kan niet alleen de biestopname van de biggen beoordeeld worden, maar kan ook het niveau van de antistoffen van de zeug (en daarmee de vaccinatie) geëvalueerd worden.
Ontdek ook onze andere ‘Let’s talk about’ reeksen: